Een onderdeel van de natuurkunde les in het hoger (beroeps) onderwijs is de werking van radioactiviteit. De leerlingen krijgen les in het ontstaan en de werking van de verschillende soorten radioactiviteit.
Door gebruik van maken van een alpha-, beta-, en gammabron kan in een practicum het verschil aangetoond worden tussen deze 3 bronsoorten. De leerlingen doen onder andere een proef waarbij ze uit moeten vinden welk materiaal gebruikt kan worden als afscherming van de 3 bronsoorten. Een alpha bron kan worden afgeschermd door een vel papier, een betabron door een stuk plexiglas en een gammabron door een stuk lood. Een andere proef is het zichtbaar maken van de excitatie van de atomen in een vernevelkamer. Een beetje thoriumpoeder wordt in de vernevelkamer gebracht en daarbij wordt wat alcohol gespoten. Hierdoor wordt de baan zichtbaar die het elektron volgt als het uit de kern geschoten wordt. Veel scholen hebben een vergunning om de genoemde bronnen te mogen hebben. Hiernaast beschikt de amanuensis (school assistent) over het diploma stralingsdeskundige niveau 5. Een school moet er ook goed op letten dat de leerlingen vaak nog minderjarig zijn. Het ALARA principe moet altijd worden toegepast maar op groeiende cellen heeft straling meer effect. Een minderjarige heeft meer delende cellen dan een volwassene en is daardoor vatbaarder voor de negatieve effecten van straling.